In blinde drift scheurt de stilte, bliksemend, door de ijskorst.
Steeds weer schijnt de zon in de inktzwarte krater met enkel wat blauw.
Het bruine water toont gezichten van zij die hier nooit meer weggaan.
Orde is de vorm waarop de schoonheid berust van een mooi landschap.
De ochtendnevel laat de draden van het web glinsterend buigen.
Eén moment vangt het licht, herschept het tot een beeld vol geheimen.
Er zijn druppels die mooier en stiller vallen doorweekt van het verdriet.
In de kleine beek is de lucht ook altijd blauw, het water soms grijs.
Zo is de winter een eindeloos ondergaan van een flauwe zon.
Als regen uit de hemel laat ze zich afglijden, door geen licht geraakt.
Ik trap op het ijs: het bliksemt in het water.
Als dromen dwalen over een koude vlakte van zieke bomen.