Foto 15
Zo weinig hoeft sneeuw te doen;
het zweeft op een tak,
het buigt naar alle kanten.
Zo weinig hoeft sneeuw te doen;
het zweeft op een tak,
het buigt naar alle kanten.
De winterwind huilt
om de leegte en de kilte
van een ontzield bos.
Het wateroppervlak weerspiegelt
schimmig het silhouet
van een reiziger.
Het moeras laat het water gaan,
vloeiend in schijnbare rust,
als toonbeeld voor het leven.
Na de regenbui
loop ik stilzwijgend verder.
Een reiger roept me na.
Zonder jouw adem, –
het water rimpelloos stil, –
sluiert de nevel.
Er zijn tranen
die zachter en stiller vallen
doorweekt van verdriet.
Een hoofd vol van ijzige mist.
Veeg wat je wilt,
de geest krijg je niet leeg.
Ik schaats door de tunnel
van een witachtig beest
met een bevroren vacht.
Waarom zo huilen?
Ik ben wakker geworden
van jouw gesnik.
Zo veel levend dood,
verstijft van hoop op redding,
onder een laagje ijs.
Parels van verdriet,
wanneer het bos me troost
en zijn tranen toont.